(0515) 57 61 69 info@fic.nl

Hoewel we bij u als IB-ondernemer niet echt kunnen spreken van een pensioenregeling, heeft ook u op termijn behoefte aan een pensioeninkomen. Wat zijn de aandachtspunten bij het opbouwen van deze oudedagsvoorziening?

De fiscale afweging

Omdat de IB-ondernemer de kosten van zijn oudedagsvoorziening zelf moet voldoen, zal er een afweging gemaakt moeten worden tussen een lijfrentevoorziening en het sparen of beleggen in box 3. Bij deze afweging speelt als belangrijke factor dat de premie voor een lijfrentevoorziening aftrekbaar is voor de IB, het rendement bij toekenning niet belast is en de IB-ondernemer over de ontvangen lijfrente-uitkeringen IB moet voldoen. Bij het sparen of beleggen in box 3 is het inkomen al gewoon belast geweest met IB en wordt op het netto restant jaarlijks een fictief (of werkelijk) rendement belast als inkomsten uit vermogen (box 3). De lijfrentevoorziening levert het meeste voordeel op als de huidige heffing aan IB, welke dus bespaard kan worden, hoger is dan de heffing in de uitkeringsfase.

De hoogte van de lijfrenteaftrek

Jaarruimte. De Wet inkomstenbelasting 2001 kent het begrip jaarruimte en reserveringsruimte. De eerste ziet op het pensioentekort dat is ontstaan in het voorgaande kalenderjaar. Dit tekort mag opgelost worden door een storting van maximaal 30% van de premiegrondslag van dat jaar. Deze premiegrondslag bestaat uit het bedrag van de winst uit onderneming, het belastbare loon en de overige belaste inkomsten. Wel moet van dit bedrag de zogenaamde ‘AOW-franchise’ af (2023: € 13.646).

Reserveringsruimte. De reserveringsruimte ziet op het pensioentekort van de afgelopen tien jaar dat de IB-ondernemer nog niet met lijfrentepremies heeft opgevuld. Over het kalenderjaar 2023 bedraagt de maximale jaarruimte € 34.500 en de maximale reserveringsruimte € 38.000.

Uitvoering. Als uitvoerder voor de lijfrentevoorziening kan er gekozen worden voor een verzekeraar, bank of beleggingsinstelling. Het kenmerk van een verzekeraar is het verzekeren van risico’s die de IB-ondernemer niet zelf kan lopen, zoals overlijden of arbeidsongeschiktheid. Indien het puur gaat om het opbouwen van vermogen voor later, lijkt de bank (rentevergoeding) of de beleggingsinstelling (beleggen) een logischer alternatief. In de uitkeringsfase zit er een wezenlijk verschil tussen de soorten uitvoerders. Een levenslange uitkering bij een verzekeraar is echt levenslang en een uitkering bij een bank of beleggingsinstelling kent een vaste einddatum. De wetgeving biedt de mogelijkheid om te switchen van uitvoerder, waardoor het vermogen kan worden opgebouwd bij de ene uitvoerder en de lijfrente-uitkeringen kunnen worden aangekocht bij een andere uitvoerder.

Wat is nu wijsheid?

Voor een optimaal fiscaal resultaat kan berekend worden welke premie-inleg hiertoe leidt. Op basis van de huidige belastingtarieven wordt een inkomen na AOW tot aan een bedrag van € 38.700 lager belast dan tegen het normale tarief van de eerste schijf. Heeft u als IB-ondernemer een hoger belastbaar bedrag dan € 73.000, dan levert de aftrek een voordeel op van 49,5% en een mogelijk toekomstig ‘nadeel’ tussen 19 en 37%. Op basis van de bestaande oudedagsvoorzieningen, inclusief de AOW, kan een pensioenadviseur voor u berekenen wat de optimale premie-inleg is om een fiscaal voordeel te bereiken en welke inleg leidt tot een gewenst netto-inkomen.

Door de komst van de Wet toekomst pensioenen is de ruimte voor lijfrenteaftrek aanzienlijk vergroot. Dit betekent echter niet dat u als IB-ondernemer onbeperkt behoefte heeft aan lijfrenteaftrek. Zonder fiscaal voordeel zijn de alternatieven in box 3 ook een interessante optie.

Bron: Tips en advies